Módena, stad door Etrusken gesticht,
veroverd, heroverd, verwoest als straf
door Romeinen, Goten, geloven en prinsen,
maakt de wereld smoorverliefd met een graf:
twee minnaars, zij aan zij in een grafveld,
hand in hand, de liefde bijna voelbaar,
schedel naast schedel, femur aan femur,
handbeentjes en vingerkootjes door elkaar
op een foto die de wereld over ging
terwijl archeologen inventariseerden
waar en hoe exact de botten lagen,
voor ze hun gemeenschap interpreteerden.
Liefde vereeuwigd in 1500 jaar,
het beeld van twee skeletten hand in hand
was groot nieuws, maar het laatste nieuws onthult
dat hier twee mannen liggen, hand in hand.
De aarde is van skeletten vergeven,
ontdaan van tijd als verwaarloosbaar goed,
alle aandacht valt in uitgeputte grond,
hooguit toeval komt ons tegemoet.
De doodgraver moest weten wat hij deed
toen hij hun handen met elkaar vervlocht,
soldaten na de slag of mensen in strijd
met hun bestaan, aan elkaar verknocht.
Nu beloont de aarde onze aandacht
met een vruchtbare wederkomst, devoot,
in de grond door verwachting geheiligd,
wat we opgraven is liefde en dood:
uit het graf delven we ons een beeld
van onze langste droom, en of het waar
is of niet, hier wordt de liefde verklaard,
tijd bloeit op in aandacht voor elkaar.
15-27 sept. ‘19
Archeologie levert veel inspiratie voor poëzie. De vondst kan van alles zijn. Een stuk rode oker met een patroon van lijnen erin gekrast. Vervallen paleizen op Kreta waar Daidalos aan gebouwd zou hebben. Een vuursteen met de vage vormen van een dansende vrouw die als slagsteen werd gebruikt om instrumenten te maken.
In Modena werd een paar jaar geleden een grafveld opengelegd met een verrassing. Twee mensen naast elkaar, hand in hand. Een liefdespaar werd al snel geconcludeerd. Onlangs stond hun foto weer in de krant, maar nu met een rectificatie. Hier lagen geen man en vrouw, maar twee mannen.
Dit vormde de aanleiding voor een poëtisch onderzoek naar de liefde tussen ons.