Aan de Nieuwe Maas
Sprakeloos uitzicht –
Maas, haven, zeeschepen onder kranen –
de late zon onverschillig daarachter,
goud licht, schaduwspel, schittering
op de trage getijdenstroom,
hier mensenwerk.
* * *
Onmondig inzicht –
het uitzicht zet ons samen voor het raam,
meer zicht laat zich niet horen –
we laten de Maas voor wat zij is,
trage getijdenstroom
of mensenwerk.
* * *
Spraakmakende nacht –
verlichte zeeschepen onder verlichte kranen
waar de overslag zich volcontinu voltrekt –
een onverlichte aak voert zijn vracht
over de donkere getijdenstroom
in alledaags werk.
Retour Rotterdam
De jeugd die na de oorlog in Rotterdam geboren werd, groeide op met woningnood en een stad zonder hart. De ouders hadden de angst geleerd van bommen uit de hemel, daar mocht niet over gesproken worden. Wat de jeugd te horen kreeg was “nooit meer, nooit meer”.
Hun Lagere School werd afgesloten met een bijbel, een biografie van Prins Bernhard en een fotoboekje Vijf bewogen jaren.
Wie op jonge leeftijd uit Rotterdam vertrok, deed dat met een verbeelding vol oorlog en de hongerwinter waarvan je wel kon zien dat zij die niet meegemaakt hadden, als ze hun eten niet opaten.
Een oud-Rotterdammer die veertig jaar later over de Van Brienenoordbrug langs Rotterdam rijdt en bij toeval opzij kijkt, wordt getroffen door liefde op het tweede gezicht. Is dit de stad van hun jeugd? De skyline van Rotterdam in ondergaande zon is onherkenbaar.
Mijn terugkeer naar Rotterdam zette een stroom gedichten in gang die tot diep in het verleden willen verkennen wat ons bindt op deze plaats waar de Rotte in de Nieuwe Maas uitstroomt.
Over de Metafoor
Voor lichamen kan afstand
onoverbrugbaar zijn,
de geest zet het in beweging:
zo loop ik over de Erasmusbrug,
de Zwaan is zijn trotse bijnaam
als bekroning van zijn vorm,
benoemd door Rotterdammers
die naamgeven uit plezier
om de kloof te overbruggen
tussen alledaags en overslag,
bezigheid zonder sentiment
want voor de brug stabiel
twee werende oevers samentrok
slingerde hij heen en weer
bij wat zijwind of een tram
en was de Wipkip over de Maas,
als lach om zijn onvermogen,
zoals de Hoerenloper ons herinnert
aan onze lust en de Koopgoot
aan kooplust, Rotterdam
laat ons niet vergeten
wat we zijn als we terugkeren
naar onze oever
met een hoofd vol beelden,
de verbeelding bracht ons
met uitgebeelde blik
over de stroom onder ons,
werk van poëzie nu, een bijnaam
voor deze Rotterdamse brug
tussen voorstellingsvermogen
en natuurlijke aanleg,
twee oevers naar elkaar benoemd
vormen het hart van de stad.
(11feb. ’19)
Hier en nu is de Erasmusbrug
Uit een romantische filmwereld
op de fiets terug naar huis
is hier en nu de Erasmusbrug,
samen, achter elkaar, met tegenwind
meter na meter, trap na trap vooruit,
omhoog, de test van onze kracht
in het alledaagse dat onze aandacht vraagt,
verliefd op hier en nu, onze leeftijd
in tegenwind niet als excuus te zien
morgen ook de e-bikes te gaan kopen
die ons in comfort voorbij rijden,
maar de weinig verheffende inspanning,
meter na meter vooruit,
trap na trap omhoog,
achter elkaar, samen,
te zien als zegetocht
door doelloze tegenwind.
Met lichaam en geest in de hoogste staat
van vermogen ons omhoog te trappen
komen we halverwege de brug overeind
en vormen ons een beeld
van het uitzicht:
een rijnaak met bulkvracht onder de brug,
erboven schoon-geregend blauw
en de skyline van Rotterdam in late herfstzon;
naast elkaar komen we op adem
en houden we de e-bikes op,
ons hier en nu is onherkenbaar
in het jeugdig vooruitzicht ooit
van bergen en bergstromen zonder brug
en daarachter vanzelfsprekend de aankomst
op een pas met eindeloos uitzicht
en daarna de dartelende afdaling,
het rode stoplicht onder de brug komt
nu, zonder trappen, steeds sneller in zicht.
13-23
sept. ‘19