“Uit alles wat ik zie stroomt slechts een rivier”

Mandelstam is dood, Osip
als een ode aan de stilte,
laatste woorden op papier
en een onderaardse rivier.

Mandelstam viel stil, bijna
tachtig jaar geleden ging
de rivier ondergronds.
In de bergen sneeuwt het de hele dag,

witte hellingen zo ver het oog reikt,
grijze bewolking brengt zelfs de stilte
bijna tot zwijgen, in de witte ruis
van herinnering roepen wat woorden

het beeld op van een aanzwellende rivier
onder de bruggen van een stad, voorjaar,
wanneer de sneeuw gesmolten zal zijn
om als vooruitzicht langs te stromen.

Mandelstam is verstomd, verdoofd
door het grote toonloze gevaar,
terreur van de nacht, bulderend
herdacht door types van alledag.

Hoe vaak wordt Mandelstam tot zwijgen gebracht,
uit zijn woorden verbannen door valse oren?
Door welke stad laten wij toekomst stromen
nu poëzie geen mens meer de monding snoert?

7 jan. ‘17

Vorig gedicht ---------- Volgend gedicht