Meestal probeer ik het eind van een zin
uit te stellen.
Als dat lukt gebeurt er wel iets.
Maar vandaag lukt het niet.
Nu heb ik, plat gezegd, nauwelijks zin.
Ik kijk maar uit het raam hoe een man met aandrang
tegen het hek rond de voetbalveldjesveldjes
staat te plassen, op een veelgebruikte plaats,
zonder enig besef dat er van boven
iets of iemand op hem neerkijkt,
geen god, maar een vorm van inspiratie
om uit de volle straal een beeld te toveren
dat zich in de verbeelding voort zal zetten
als de onweerstaanbare drang van een man
die hem, om hem uit het zicht te houden,
zo dicht mogelijk tegen het hekwerk hangt
en zo terugkeert in een verlossend beeld waarin,
als een Epifanie, de laatste zin zich uitwerkt
in een korte, afschuddende handeling.
20 jan. 2016