Vijf bewogen jaren

De Binnenweg was onherkenbaar,
de Hoogstraat slechts een naam,

de Coolsingel het hart van verwoesting;
als baken stonden nog de muren

van station Blaak en de Laurenskerk.
Velen wisten de weg naar huis niet meer,

we zochten ons huis in de walm
van smeulend hout en gebluste brand.

Niemand konden wij de weg vragen,
niemand wist waar hij was in zijn stad.

Bomluiken hadden zich geopend
boven huizen, scholen, boven ons hoofd.

We dwaalden langs muren met vensters,
we klommen over geblakerd puin.

Blindgangers staken tussen de stenen;
geschroeid papier dwarrelde nog lang neer.

Vijf jaar lang verdroegen wij alles,
wij streden voor een vrij Nederland,

voor jullie. We ruimden puinhopen
en bouwden een nieuwe stad voor jullie.

Zo werd het naoorlogs zwijgen doorbroken
als afsluiting van de Lagere School;

een fotoboek verbeeldt de toekomst
van verbijsterde levens in hun herinnering,

Rotterdam bouwde aan een tijdelijk hart.
Angst bombardeert zich tot stijl.

Vorig gedicht ---------- Volgend gedicht